De omgang met Ahloel-Bid´ah
Verschillende Iemaams Aboe Dawoed es-Sadjestaanie heeft gezegd: ‘Ik zei tegen Aboe ‘Abdillaah Ahmed bin Hanbal: wanneer ik een persoon van Ahloes-Soennah met een persoon van Ahloel-Bidâ€
ah zie zitten, moet ik dat dan zo laten? Hij zei:Nee, je moet hem inlichten dat de persoon waar hij zich mee ophoudt een persoon van de bidâ€
ah is. Wanneer hij het vergezellen van hem laat, spreek dan (gewoon) met hem, maar wanneer hij dat niet doet weet dan dat hij bij hem hoort.â€
Ibn Masâ€
oed heeft gezegd: ‘Een persoon herken je aan zijn vrienden!â€
(Authentiek, overgeleverd door Ibn Abie Jâ€
alaa in Tabaqaat el-Hanaabilah 1/160)
Ibn al-Moebaarak zei: ‘Al-Miâ€
allaa ibn Hilaal is goed behalve als het over hadieth gaat, dan liegt hij.â€
Dus iemand van de Soefies (i.e. asceten) zei: ‘O Aboe ‘Abdir-Rahmaan! Ben je aan het roddelen?â€
Dus hij zei: ‘Wees stil! Als we dit niet duidelijk maken, hoe zal de waarheid onderscheiden worden van de valsheid?â€
(Al-Kifaaiyah fie ‘Ilmir-Riwaaiyah van al-Chatieb al-Baghdaadie (92) en Sharh ‘Ilal at-Tirmidhie van ibn Radjab (1/350))
Mohammed ibn Bindaar as-Sabbaak al-Djardjaanie zei: ‘Ik zei ooit eens tegen Ahmed ibn Hanbal: Werkelijk, het wordt moeilijk voor mij om te zeggen ‘die en die is zwakâ€
en ‘die en die is een leugenaarâ€
. Dus Ahmed zei: Als jij nu stil blijft en ik blijf stil, wie zal dan de onwetende persoon gewaar maken van wat authentiek is en wat defectief is?â€
(Madjmoeâ€
oel-Fataawaa van ibn Temiyah (28/231))
Op gezag van ‘Uqbah ibn ‘Alqamah: ‘Ik was bij Artah ibn Mondhir toen een aantal van de aanwezige gasten vroegen wat wij zeggen over een persoon die met Ahloes-Soennah zit en met hen omgaat, maar op het moment dat Ahloel-Bidâ€
ah genoemd worden zegt hij dat we niet over hen moeten spreken en het spreken over hen moeten laten?â€
Hij zei: ‘Artah zei: Hij hoort bij hen, heb geen twijfel over zijn situatie!â€
Hij zei: ‘Ik was het niet eens met deze uitspraak van Artah totdat ik (Iemaam) Al-Awzaaâ€
i ontmoette –hij was een specialist in dit soort zaken- Hij (Al-Awzaaâ€
i) zei: Artahâ€
s uitspraak is waar en en oprecht! Deze persoon verbiedt het om over hen te spreken, wanneer wordt men dan gewaar over hun situatie als er niet over hen gesproken wordt?â€
(Taariech Dimashq 8/15)
Shaychoel-Islaam ibn Temiyah heeft gezegd: ‘...Zo is het ook met de uitnodigers naar Al-Bid'ah, diegenen die uitspraken doen en handelingen verrichten die in tegenstelling zijn met het Boek en de Soennah. Voorzeker is het zo, met overeenstemming van alle moslims, dat hun toestand bekend gemaakt dient te worden en de gemeenschap voor hen gewaarschuwd moet worden. (Dit is uiterst belangrijk, want) toen er aan Ahmed ibn Hanbal gevraagd werd wat hij liever heeft; dat een persoon vast, bidt, en verblijft in de moskee of dat hij over Ahloel-Bid'ah spreekt? Zei hij: 'Wanneer hij staat (in gebed), vast en in de moskee verblijft dan is dat ten behoeve van zichzelf! Terwijl het zo is dat, als hij over Ahloel-Bid'ah spreekt dat het dan ten behoeve van (alle) moslims is, en dat is beter!!!â€
Shaychoel-Islaam ibn Temiyah (rahiemehoellaah) heeft gezegd: ‘...en ‘de uitnodiger naar al-Bid'ahâ€
verdient het, met overeenstemming van alle moslims om bestraft te worden. De soort van bestraffing verschilt echter van terechtstelling tot en met datgene wat minder is als dat (d.w.z. gevangenisstraf, zweepslagen, verbanning etc).â€
Net zoals de Selef, Djahm ibn Safwaan, al-Dj'ad ibn Dirham, Ghaylaan ad-Dimishqie en andere (van ahloel-bid'ah) terechtgesteld hebben. Als er echter ingeschat wordt dat hij niet bestraft dient te worden, of dat hij niet bestraft kan worden, dan moet zijn bid'ah minimaal verduidelijkt worden en er moet voor hem gewaarschuwd worden. Want, dit valt onder het principe dat Allaah en Zijn boodschapper ons geboden hebben van het goede gebieden en het slechte verbieden!â€
(Madjmoeâ€
oel-Fataawaa van ibn Taymiyyah (35/414))
Shaych al-'Allaamah 'Abdoel-'Aziez ibn Baaz (rahiemehoellaah) werd gevraagd: 'Als iemand ahloel-bid'ah looft en ophemelt behoort hij dan tot hen?â€
Waarop de Shaych antwoordde en zei: 'Ja, daar is geen twijfel over mogelijk. Wie hen looft en ophemelt en naar hun (weg) uitnodigt. Hij is Ã
Ã
n van hun doe'aat (uitnodigers)! Wij vragen Allaah om bescherming tegen het slechte.â€
(Sharh Fadl al-Islaam blz. 9.)